2 augustus 2017

Gepaste trots?

 

Ik was gisteren met een klant over de hei aan het rennen en terwijl we de zoveelste heuvel op ploeterden zei hij, in een soort bijzin: “Ik kan niet trots zijn op mezelf” en praatte weer verder over wat er gebeurd was.

Ik hield even stil. Ik stop wel vaker, vrijwel automatisch, wanneer kernovertuigingen terloops worden meegedeeld. Even stil staan bij wat er nou daadwerkelijk gezegd wordt. Hij vervolgde zijn verhaal: “Oja, dat heb ik nog nooit gehad. Al van jongs af aan niet.”

Zijn overtuiging is geen bijzondere, rare overtuiging. Ik hoor het zo vaak. Soms in een andere gedaante.

‘Ik heb niet zoveel bereikt.’

‘Wat stel ik nou voor?’

‘Waarom zou ik opslag vragen, ik doe toch gewoon m’n ding?’

‘Waar zou ik nou trots op moeten zijn, iedereen kan dit toch? ’

Wat is er toch met trots? Met trots zijn op jezelf? Het lijkt soms wel alsof het in onze grondwet staat dat het niet, of in geringe mate, is toegestaan. Je leest ook vaak: ‘Met gepaste trots willen wij laten weten…’ Hoezo gepast?

Jonge kinderen kunnen nog zo heerlijk ongeremd roepen dat ze kampioen zijn in gym of taal. Of dansen. “Kijk eens mam, wat ik kan! Alleen ík kan dit, ik ben echt echt de allerbeste!” De pasjes van mijn meisje lijken meer op een dronken Elvis-imitatie, wat niettemin ook al een aardige prestatie zou zijn.

Maar we leren al snel genoeg dat boven het gemiddelde uitstijgen helemaal niet zo wenselijk is. Mijn klant haalde vroeger al tienen op het VWO. Tegen zijn wil in kreeg hij te horen dat hij arrogant was, of een nerd. En als het niet gezegd werd, werd het non-verbaal wel duidelijk gemaakt met een ‘tsss’ als hij weer eens hoog scoorde.

Tja, wat blijft er dan over om erbij te blijven horen? Er zit niets anders op dan je prestaties kleiner maken. Of je kwaliteiten als hinderlijk gaan zien i.p.v. kracht.

“Ach ja, was een makkelijke toets.”

“De leraar heeft me gewoon gematst.”

Of meer in de successen van nu:

“Ach, ik heb gewoon een beetje geluk gehad en de juiste mensen ontmoet.”

Een strijd tussen ‘Wie ben ik’ en ‘Wat hoor ik te zijn’ doet vroeg zijn intrede in ons leven.

Waar je je successen of falen aan toekent heeft zelfs een naam: Externe attributie. De Oostenrijkse Amerikaan Fritz Heider, sociaal psycholoog, was in 1958 grondlegger van deze theorie. We zijn van nature geneigd om onze successen toe te kennen aan onszelf (intern) en ons falen aan de ander (extern). Waar het nog wel eens fout gaat is als externe factoren intern worden geattribueerd of andersom, bijvoorbeeld vanwege minderwaardigheidsgevoelens. Als dit een patroon wordt dan ontstaat er een verstoord zelfbeeld.

Dus de vraag is; wie is hier eigenaar? Als je je successen alleen maar toeschrijft aan externe factoren ontneem je jezelf eigenaarschap. En vertrouwen in jezelf. En daarmee de mogelijkheid voor beïnvloeding. En groei!

Het begint bij bewust worden in welke omstandigheden je welke gedachten hebt.

Ik begon m’n klant uit te dagen door harder te gaan rennen. Waarop hij direct de aanval inzette en bovenop de heuvel mij toe riep: “Hahaa, wat denk je wel? Ik ben sneller dan jij!”

Vlugge leerling. En voor even een trotse man…

 

p.s deze foto is gemaakt in Tasmanië, waar we een maand hebben rondgefietst. En op die reis ben ik enorm trots!  🙂

 

 

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

maaike’shersenspinsels

Nieuwsgierig naar mijn hersenspinsels en activiteiten?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief!

Ja, ik ontvang graag de nieuwsbrief(4 à 5 keer per jaar)