Na tien minuten komt ze naar me toe, met tranen over haar wangen. “Ik kan dit niet, ik weet niet waarom, maar het lukt me niet om de oefening te doen.” Voor me staat een lange volwassen vrouw, maar ze klinkt als een jong meisje.
“Al mijn hele leven lang heb ik het gevoel dat ik hier niet thuis hoor, of ook weer wel, maar er is ook iets wat me zo weg houdt van hier zijn,” snikt ze verder.
Ik kijk haar aan, dwars door haar ogen, alsof ik er even achter mag kijken. Ik zie een diep, ver verlangen.
Een lange uitademing ontsnapt uit mijn lichaam.
“Kom, we gaan we samen terug naar de tuin,” zeg ik. Ze doet een oefening die te maken heeft met bestaansrecht en het innemen van je plek op deze aardbol, waar je via je ouders bent terecht gekomen. Onder de bloeiende bomen heeft ze haar grijswitte deken neergelegd.
Ik vraag haar om haar schoenen en sokken uit te doen en te gaan zitten in plaats van te gaan staan. Boven haar tjilpen de koolmeesjes in de appelboom en de zon schijnt, het is een prachtige voorjaarsdag. Zij merkt ze niet op, ze is in de war en innerlijk ergens ver weg, nu zittend in een kleermakerszit.
“Ik ga je zo een zin aanreiken,” zeg ik tegen haar. “Kijk eens wat er gebeurt als je die hardop uitspreekt. Soms resoneert een zin, soms niet. Kijk maar. Is dat oké?” Ze knikt.
Ik zit schuin achter haar, niet in haar blikveld en laat het stil worden.
Zacht zeg ik: “Ik heb heimwee.”
Ze hoeft het niet eens hardop uit te spreken. Haar lichaam reageert direct bij het woord heimwee. Het begint te trillen en onbedaarlijk te snikken. Ze kruipt in elkaar, haar hoofd verdwijnt in haar handen en zachtjes herhaalt ze de woorden, waarna het huilen nog heviger wordt. Alsof ze voor het eerst mag toegeven aan dit verteverlangen.
Als na een paar minuten de tranen iets minder hard stromen reik ik haar nog een zin aan.
“Ik heb heimwee én ik ben hier.”
Het duurt even voordat ze de woorden uitspreekt, maar zodra de zin uit haar mond komt zie ik dat haar lichaam zich ontspant. Ze kan uitademen en begint zichzelf ongemerkt heen en weer te wiegen. Het koolmeesje in de boom tjilpt naar hartenlust als een bevestiging dat er ook een ‘hier’ is.
“Zeg het nog eens,” zeg ik zachtjes tegen haar.
Op haar eigen tempo herhaalt ze de zin en is daarna weer stil. Om vervolgens weer in een golf mee gespoeld te worden van intens verdriet. Maar er na een tijdje ook zelf weer uit te klimmen. Nog een keer. En nog een keer. Ik kijk ernaar, ben aanwezig en bedenk me ineens dat de golven bijna op weeën lijken. Net nadat ik deze gedachte opmerk in mijn hoofd, wijst ze naar haar bekken: “Het lijkt wel alsof ik steken in mijn baarmoederstreek voel.” Ik leg de hoekjes van het grijswitte kleedje om haar benen heen, als een soort inbaker ritueel.
Ze wordt rustig en lijkt steeds comfortabeler te worden bij het heen en weer reizen tussen ‘het verre en het hier’.
Dat bewust eruit klimmen is nieuw. Die golf van heimwee kent ze maar al te goed, namelijk al haar hele leven lang. Iets wat niet tastbaar is, wat niet uit te leggen valt, waar woorden niet kunnen komen omdat het voorbij gaat aan tijd, vorm en dat wat we kennen.
Ook ik ken al sinds mijn jeugd een trek naar iets waarvan ik niet weet wat het is. Een verlangen, een diep gevoel van heimwee. Als klein kind werd ik opgeslokt door iets groters, wat me ook een eenzaam gevoel gaf. Ik wist niet beter. Dit gebeurde vaak, zonder waarschuwing vooraf. In groepen of alleen, bij bekenden, bij onbekenden, als ik in het donker terug fietste naar de boerderij waar ik woonde, als ik de kippen aan het voeren was, als ik uit mijn raam over de weilanden naar de maan keek, als ik op school zat, tijdens het dansen in de disco of tijdens het aftellen met Oud en Nieuw.
Nooit had ik er iemand over verteld, want wat moet je zeggen als het bijna niet valt uit te leggen? Hoe leg je uit dat je naar iets heel ouds verlangt, waarvan je niet weet wat het is, wat verder terug gaat dan je eigen leven en vele generaties, wat het dichtst bij heimwee komt en wat je overspoeld?
Onmogelijk voor een kind van acht jaar, vijftien jaar, van vijfentwintig jaar en inmiddels als volwassene van vierenveertig jaar.
Dankzij veel innerlijk werk kan ik het nu herkennen en wat beter tijdreizen tussen ‘het verre en het hier’ als het gebeurt.
Lastig dus, om er duiding aan te geven. Totdat ik vorige week het boek tegenkwam van Joke J. Hermsen. ‘Onder een andere hemel’ is de titel, met als subtitel ‘Over heimwee en vertepijn.’
Vertepijn… Wat een prachtig, herkenbaar woord. Ze beschrijft haar zoektocht naar de heimwee en vertepijn die ze van kinds af aan al voelt, langs vertellingen van bekende filosofen die er kennelijk al decennia over schrijven.
Voor het eerst kom ik woorden tegen die betekenis geven aan wat ik zo goed ken.
Het gaat overigens niet alleen over heimwee en vertepijn. Het gaat ook over thuis komen. Waar kom je thuis als er een daar en een hier is? Als een deel van jou soms liever daar is? Kan het samen komen in één wereld of blijft het verblijven in het één of in het ander?
Ik heb geen antwoorden. De erkenning dat het er allebei is, in mij, is al helpend.
Na een tijdje liet ik haar contact maken met de aardse zaken van ‘hier’, door haar aandacht te verleggen naar de bloemen, de vogels en de ogen op te zoeken van haar studiemaatje.
Als een nieuw tevoorschijn komen zei ze haar zin hardop, terwijl ze haar aankeek.
De zonnestralen mochten naar binnen. Het geheim en de bijbehorende eenzaamheid werden wat lichter.
Ik liet haar glimlachend achter op haar grijswitte kleedje.
Sharyn Toner
sep 10, 2024
Dear Maaike,
Taking a break between meetings I was intrigued by your post on LinkedIn. It led me to your article and there is so much beauty and wisdom in your words. They had a calming effect on me and it all makes sense. Thanks for sharing this.
Maaike van der Heiden
sep 23, 2024
Thank you very much Sharyn.