Koers houden, door de hoge golven
Turend over de Waddenzee, aan boord van de veerdienst, vroeg ik me af waarvoor ik nou zo zenuwachtig was. Ik had er al dagen last van. Soms op het misselijke af. Ik kon maar geen vat krijgen op het waarom, dus liet ik het er maar zijn, in de hoop dat het weg zou gaan.
De boot was op weg naar Terschelling, waar Barbara en ik ons drie dagen mochten vermaken met begeleiden van systemische workshops op Springtij.
Springtij is een driedaags congres, of forum zoals ze het noemen, over onderwerpen zoals duurzaamheid, energie transitie, ruimtelijke ordening, mobiliteit en klimaatdoelen. Met als doel elkaar te inspireren, te bevragen en een ruimere dialoog te voeren over al deze grootse vraagstukken.
De avond ervoor had ik nog een telefoongesprek met een dierbare collega uit het vak. Ik vertelde over de spanning in mijn buik, dat ik me afvroeg of ik wel eerlijk mag zijn als er zoveel vanaf hangt en welke consequenties eerlijkheid misschien met zich meebrengt als de boodschap hard en pijnlijk zou zijn.
“De brandstapel ligt al klaar,” zei hij. “Maak je geen zorgen.” Niet persé een geruststellend advies. Toch gaf het een vorm van berusting.
Er waren 900 deelnemers, 50 workshops, verschillende locaties op het eiland, zowel binnen en buiten, grote organisaties, kleine organisaties, van overheid tot banken, tot fabrieken, tot adviesbureaus, tot auto- en fietsverenigingen, tot wetenschappers, tot deelnemers met een activistische inslag en nog veel meer belanghebbenden.
Na een welkom en een speech van de organisatie was mijn eerste workshop. Het had een opstelling moeten worden.
Het was vreselijk.
En daardoor goed.
Maar het was vreselijk.
Ik wilde eigenlijk weg gaan.
Na tien minuten werd het een soort van zichtbaar: er was geen opstelling mogelijk. Er werd alleen maar fel op elkaar gereageerd. Het leek wel een arena. 80 man in de grote tent. Representanten gingen ergens staan en staken verbaal van wal, om anderen te overtuigen van hun ideeën. Meerdere tirades waren voor de aanwezige CEO van een grote ‘slechte’ organisatie (door hun ogen bezien). Met een activistische vuist grepen enkele deelnemers het moment om hun standpunt te verkondigen. Onder het mom van representant zijn, met de armen over elkaar, ging er één van hen recht voor de CEO staan. Hij keek hem aan met een strakke blik. Anderen reageerden daar weer op. Het was kamp Noord, kamp Zuid, kamp West, kamp Oost. Fragmentatie tot en met. Vol in de polarisatie. Iedereen. Ik probeerde het eerst nog terug te brengen naar de werkvorm ‘opstelling’ (je zou het bijna vergeten) door te bevragen naar fysieke waarnemingen en deed nog enkele andersoortige interventies, maar iedereen moest kennelijk op de zeepkist zijn betoog houden, het liefst in de microfoon.
Meerdere keren trachtte ik het terug te leiden naar de hoofdvraag van de vraaginbrenger: Wat is groei en waar komt onze behoefte voor ‘altijd meer’ vandaan?
Helaas zonder effect. Sommige deelnemers maakten het persoonlijk naar mij: “Waarom laat je mij niet uitpraten? Ik wil hier iets op zeggen!” Weer een ander: “Ik wil daar op reageren, want dit raakt mij!” Weer een vinger omhoog en zo bleef het onverminderd doorgaan. Op een gegeven moment liep ik rond en besloot om de opstelling stop te zetten. Gevraagd of iedereen weer kon gaan zitten. Ik wist het niet meer. Alles wat ik deed, of poogde, werd ondermijnd of overgenomen. Eindelijk was het even stil. Eén van de vraaginbrengers had een klein kinderschoentje meegenomen als symbool voor de toekomstige generatie. Ik zette het kleine kinderschoentje midden in de grote tent en vroeg wie het schoentje zag. Wie het schoentje voelde.
Het was nog steeds stil. De vraaginbrenger benoemde dat het pijn deed. Een ander werd verdrietig. Het raakte mij ook. Het leek even op iets gezamenlijks. Heel even. En hops, daar ging iemand weer staan om een betoog te houden. En nog één en nog één. 20 vingers in de lucht. Ik maande ze weer tot stilte en benoemde wat ik zag gebeuren.
Toen heb ik het afgebroken. Dit was het. Zoveel onderdrukte woede. Er was niet meer mogelijk dan dit. Dit was precies wat er in de werkelijkheid ook gebeurt. We kunnen elkaar niet vinden. Dit was de opstelling. Iedereen zat erin. Pijnlijk en onaf.
Mijn lichaam was aan het trillen.
Het was muisstil.
Ik bracht de microfoon naar mijn mond. De trilling was hoorbaar.
“Ik stuur jullie in kleine groepjes naar buiten. Met een laatste vraag:”
“Wat is er zó pijnlijk om onder ogen te komen, dat zoveel woorden nodig zijn om ervan weg te bewegen?”
Iedereen verliet de tent. De één geëmotioneerd, de ander verward, weer een ander startte een nieuw betoog.
Toen het voorbij was kon ik pas ontladen. De vastgehouden spanning eruit trillen.
Ik besefte maar al te goed dat de reactie van het geheel (en ook mijn fysieke reactie) mogelijk een collectieve trauma reactie was. Misschien hebben we ver terug te gaan voor de oorsprong daarvan, maar dat systemische onderzoek was niet mogelijk op deze dag.
Als begeleider ging ik van wanhoop, naar onmacht, naar daadkracht, naar volgen, naar weg willen rennen en toch blijven, naar leiden, naar ‘dan maar m’n kop eraf voor al deze mensen.’
Eerlijkheid heeft soms een hoge prijs.
In de dagen erna werden Barbara en ik veelvuldig bedankt voor onze systemische sessies.
Het heeft velen geraakt. Ze waren voor hen inspirerend. Confronterend. Rauw.
Springtij schuurde dit jaar.
Deze sessie was vreselijk.
En daardoor goed.
De knoop in mijn buik was weg.
Beatrijs
nov 1, 2022
Dank je wel Maaike ♥️